CaniTrail Richtlijnen


Onderstaande richtlijnen zijn zorgvuldig samengesteld door het kernteam DCTA, in samenwerking met externe deskundigen. Lees meer over het team op de pagina Over Ons.

 

1. Algemene Richtlijnen

 

1.1 Hond

 

1.1.1 Leeftijd

Canitrail vraagt een lichamelijke inspanning van de hond en is als zodanig meer of minder belastend voor de hond. Afhankelijk van de bouw van een hond is deze pas met 2 tot 2,5 jaar volledig uitgegroeid.

  • Canitrails tot 10 kilometer: vanaf 18 maanden
  • Canitrails van 10 tot 20 kilometer: vanaf 24 maanden
  • Canitrails langer dan 20 kilometer: vanaf 30 maanden 

Hierbij is het van belang dat deze afstanden op een verantwoorde manier worden getraind met de hond en de belastbaarheid van de hond geleidelijk wordt getraind en opgevoerd.

 

1.1.2 Gezondheid

Het is van belang dat de hond fysiek en mentaal in staat is om de canitrail sport te beoefenen. Laat de hond regelmatig (bijvoorbeeld 1 of 2 keer per jaar) controleren door een dierenarts, waarbij rekening wordt gehouden met de sport die de hond beoefent. Tevens adviseren wij de hond periodiek te laten controleren door bijvoorbeeld een dierenfysiotherapeut, osteopaat of chiropractor, om vast te stellen dat de hond qua bewegingsapparaat goed in elkaar zit, dan wel eventuele (beginnende) blessures vroegtijdig te kunnen behandelen. 

 

1.1.3 Entingen

Wij adviseren de hond periodiek te laten enten, conform het ent schema zoals dit in Nederland (en eventueel omringende landen) geldt. Titeren is in Nederland een geldig alternatief voor enten.

 

Voor buitenlandse canitrails geldt het entbeleid van het land dat de trail organiseert. Denk daarbij ook aan het entbeleid van landen waar doorheen gereisd wordt. In het buitenland is een geldige rabiës-enting wettelijk verplicht. De vaccinaties volgens de IFSS (International Federation of Sleddog Sports) zijn: Rabiës, Parvo, Kennelhoest (bordetella parainfluenza virus, canine adenovirus 2). Per organisatie kunnen de regels rondom enten verschillen.

 

1.1.4 Raseigenschappen

De hond moet fysiek en mentaal in staat zijn de afstand te kunnen volbrengen waarbij de hond niet overvraagd wordt. Niet ieder ras of rasloze hond is geschikt voor het canitrailen. De lichamelijke gesteldheid van de hond is mede afhankelijk  van anatomisch bouw. De bouw is medebepalend voor de beweging en de belastbaarheid van de hond.

Indien eigenaren met een hond uit de risicogroep wensen te starten,  dient men een dierenartsverklaring, niet ouder dan een jaar, te kunnen overleggen waaruit de geschiktheid van de hond voor canitrailen blijkt.

 

Risicogroep hondenrassen en raseigenschappen voor canitrailen:

  • Grote honden met een schofthoogte vanaf 70 cm tussen de 1,5 en 2 jaar zoals een Duitse Dog of gelijkend daarop. Dit heeft te maken met het gegeven dat bepaalde delen van de gewrichten pas op een leeftijd van 24 maanden volgroeid zijn en bij grote rassen de botten van de gewrichten langer doorgroeien dan bij kleinere rassen.
  • Honden met een sterk verkorte snuit (Brachycefaal obstructief syndroom) zoals een  Franse Bulldog of gelijkend daarop.  Deze honden hebben structureel lucht tekort vanwege anatomisch afwijkingen van de voorste luchtwegen. Ook hebben deze honden vaak vernauwde neusgaten en de ingeademde lucht zal door een kleinere opening naar binnen moeten wat ook geregeld hoorbaar is, door een snurkend geluid.
  • Kortbenige honden of honden met Achondroplasie / Chondroplasie (dwerggroei) zoals een Dashond (Teckel) of gelijkend daarop.  Kortbenigheid is in eerste instantie bewust gefokt voor gebruikersdoeleinden van de hond, bijvoorbeeld door jagers, zodat de geleider de hond kon bijhouden tijdens de jacht en de afstanden beloopbaar waren voor de jagers. Sommige kortbenigheid wordt veroorzaakt door Achondroplasie waarin het een vervorming van de oorspronkelijke beenderen is. Logischerwijs heeft dit gevolgen voor het bewegingsapparaat van de hond en zeker in gevallen van lange afstanden.
  • Honden met een zeer afwijkende bouw waardoor langdurig bewegen belemmerd wordt zoals een Engelse Bulldog (tonvormige ribben) of gelijkend daarop. Dergelijke honden zijn aanvankelijk gefokt voor krachtprestaties waarop de bouw van deze honden aangepast is. 

Aandachtsgroep voor canitrailen:

  • Honden met aanleg voor een afwijking in het bewegingsapparaat zoals Patella Luxatie bij bijvoorbeeld de Jack Russellterrier of HD bij Duitse Herder.
  • Kleine gezelschapshonden zoals bijvoorbeeld de  Shih Tzu. Dergelijke rassen zijn aanvankelijk gefokt voor het gezelschap houden van de eigenaar en beschikken doorgaans niet over de bouw en beweging om lange afstanden te kunnen afleggen. 

Bij deze honden is geen dierenartsverklaring benodigd maar deze honden verdienen wel de nodige aandacht van de eigenaar als ook de organisatie.  

 

Ter illustratie:

De ideale marathonloper ziet u ook vast voor u, een gespierde, middelgrote, atletische sporter zonder enig grammetje overgewicht, die ritmisch, maar bijna geluidloos op hoge snelheid voortbeweegt. Kan de sporter met iets overgewicht en een mogelijk afwijkende stand in zijn linkervoet met regelmatige rugklachten dan geen marathon lopen? Natuurlijk wel maar het spreekt voor zich dat de laatst genoemde een andere voorbereiding nodig heeft voor de marathon dan de eerste atleet. Bovendien zullen de gevolgen (compensatie en slijtage) bij gelijke belasting voor de tweede atleet groter zijn.

 

We spreken in bovengenoemd geval alleen nog maar over de exterieurmatige eigenschappen gerelateerd aan een bepaald gebruikersdoel, maar we hebben inmiddels ook te maken met bepaalde schoonheidsidealen binnen rassen die ook zeer bepalend kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld de Brachycephalen (kortsnuitige rassen), die aantoonbaar meer problemen kennen met ademhaling. Dan blijft het niet alleen bij ademhaling, want door de verminderde inname van zuurstof zullen de spieren van zo’n hond ook eerder verzuren en de hond zal eerder oververhit raken. Bij canitrailen speelt dan ook de ethische vraag een grote rol. Is het verantwoord om met iedere hond langere afstanden hardlopend en eventueel trekkend af te leggen?

 

1.1.5 Voeding

Bij een gezonde hond hoort een gezonde basisvoeding, afgestemd op de activiteit die je hond verricht.

Het is aan te raden om je hond 2 à 3 uur voor de start water te geven om voldoende gehydrateerd te zijn. Het is af te raden om je hond korter dan 3 uur voor de start te voeren (gemiddeld 12 uur voor aanvang ideaal).

Een hond heeft in principe geen extra voeding nodig tijdens het canitrailen.

Vanaf een afstand van ongeveer 15 km, kun je de hond wel extra ondersteunen in de vorm van bijvoorbeeld een energiereep voor honden (per hond zijn er grote verschillen in de noodzaak en behoefte hiervan).

We raden het af om te canitrailen met een hond met veel overgewicht.

 

1.1.6 Teamgrootte

Een canitrail team bestaat in principe uit 1 persoon en 1 hond. Een team zou kunnen bestaan uit 1 persoon en 2 honden, mits de honden goed bij elkaar passen en de trailomstandigheden daarvoor geschikt zijn. Daarbij is het van belang dat de persoon met 2 honden voldoende controle heeft over de honden.

Het spreekt voor zich dat de honden hierbij een gelijkwaardig tempo kunnen lopen over een langere afstand en gewend zijn om samen te lopen.

Overigens kan de organisator van een trailevenement ook besluiten om 2 spannen überhaupt niet toe te staan, indien er sprake is van veel single tracks en dit de inhaalmogelijkheden sterk belemmert. Wij raden het af om met meer dan 2 honden te starten op een trailevenement.

 

1.1.7 Training

Net als hierboven is aangegeven is het van belang dat afstanden op een verantwoorde manier worden getraind met de hond en de belastbaarheid van de hond geleidelijk wordt getraind en opgevoerd. Train je hond op een vriendelijke, positieve en ondersteunende manier. Het is aan te bevelen dat de afstand die gelopen wordt met een canitrail evenement, niet groter is dan waarvoor getraind is.

 

1.1.8 Warming-up en Cooling-down

Net als voor ons is een goede warming-up en cooling-down voor de hond erg belangrijk voordat de echte sportieve inspanning begint. Een goede warming-up duurt minimaal 10 minuten. Hierbij wordt de beweging en intensiteit langzaam opgevoerd.

 

Voorbeeld van een warming-up en cooling down voor de hond: 

Je begint met wandelen, vervolgens rustig draven, sneller draven, tempowisselingen en uiteindelijk galopsprintjes en eventueel een paar kleine sprongetjes. Het advies is om dit aan te vullen met een paar bewegingsoefeningen, slalom tussen de benen door, circeltjes om de eigen as laten draaien zowel links- als rechtsom. Voor de cooling-down geldt eigenlijk hetzelfde als voor de warming-up, maar dan in omgekeerde volgorde. Dit betekent dat je de intensiteit van de bewegingen na de inspanning rustig afbouwt. Eerst rustig uitdraven en vervolgens rustig uitwandelen, totdat de je merkt dat de hond weer rustig ademhaalt en is afgekoeld. Laat de hond tijdens de cooling-down niet teveel water drinken. Sommige honden hebben de neiging om direct na een inspanning grote hoeveelheden water in te nemen. Dit is niet gezond, zeker niet als de hond nog enigszins ‘verhit’ is van de inspanning en brengt risico’s met zich mee (bijvoorbeeld kans op maagtorsie). Pas als de hond een volledige cooling-down heeft doorlopen en is ‘uitgehijgd’ kan hij weer normale hoeveelheden water tot zich nemen.

 

1.2 Uitrusting

 

1.2.1 Geschikt materiaal

Tijdens canitrail wordt gebruik gemaakt van geschikt materiaal. De basisuitrusting bestaat uit:

  1. Een goed passend harnas/ tuig voor de hond. Aan voorzijde Y-vorm, op zijn minst gevoerd rond de nek en borst. Gemaakt van flexibel materiaal.
  2. Een heupgordel voor geleider, zodat handsfree gelopen kan worden.
  3. Een elastische lijn, maximaal 2 meter in uitgerekte toestand. 

Op het moment dat er met 2 honden wordt gelopen, adviseren wij een splitlijn of neklijn te gebruiken, zodat de totale spanwijdte van de honden beperkt wordt. Met een splitlijn wordt de spanbreedte beperkt tot maximaal 80 centimeter tot 1 meter. Met een neklijn wordt de spanwijdte verder beperkt tot circa 30/ 50 centimeter.

Een neklijn kan gebruikt worden in combinatie met een splitlijn of een 2-honden lijn.

Een splitlijn kan gebruikt worden met of zonder neklijn.

 

Schoeisel

Voor de geleider worden een paar trail- of crossschoenen aangeraden met een goed profiel ten behoeve van grip. Crosschoenen met spikes of andere materialen en attributen waarmee de hond kan worden verwond, zijn verboden.

 

1.2.2 Aanvullende benodigdheden

We adviseren het volgende mee te nemen voor de hond tijdens een canitrail:

  • Alle afstanden: water, opvouwbaar drinkbakje, telefoon.
  • Afstand boven de 10 kilometer: als hierboven + trail rugzak, minimaal 1 liter water.
  • Afstand boven de 20 kilometer: als hierboven + energievoeding, EHBO-kit met thermometer, zakmes.
  • Afstand boven de 30 kilometer: als hierboven + reddingsdeken .

Mogelijke andere materialen zijn: Booties, sporttape, los koord, regenjack hond.

 

1.2.3 Hulpmiddelen

>Halsband

Naast de basis uitrusting, kan de hond een aansluitende halsband dragen. Het dragen van slipkettingen, alsmede varianten daarop, raden wij sterk af. Prikbanden zijn per 1 juli 2018 door de wet verboden.

 

>Muilkorf

Indien gebruik wordt gemaakt van een muilkorf, dan is het van belang dat deze groot en open genoeg is, zodat de hond voldoende kan hijgen en er goed mee kan eten en drinken. Wij adviseren een verbod op het gebruik van een snuitje tijdens inspanning. Een snuitje is vaak gemaakt van nylon en zit strakker om de snuit van de hond. Hiermee is het voor de hond ook niet mogelijk om te kauwen of te blaffen. Een dergelijk snuitje zal de hond belemmeren bij het hijgen en ook het innemen van water en voer wordt belemmerd hierdoor.

 

>Hoofdtelefoon

We adviseren een verbod op alle soorten hoofdtelefoons, aangezien het bij canitrail ontzettend belangrijk is dat deelnemers goed kunnen letten op alle signalen van hun hond en altijd goed kunnen communiceren met medelopers en honden.

 

1.3 Weersomstandigheden

 

1.3.1 Temperatuur

Honden zijn zeer gevoelig voor warmte. Zij regelen verkoeling via de tong door middel van hijgen en in mindere mate via de voetzolen (enige plek waar zweetklieren zitten). Honden kunnen hun hitte minder goed kwijt dan mensen, want ze kunnen niet zweten zoals wij dat doen. Zelfs in de meest alledaagse dingen loert dan ook het gevaar van oververhitting. Hierin verschillen honden ook nog eens ten opzichte van elkaar. Honden met een korte snuit zijn gevoeliger voor oververhitting, evenals honden met een donkere en dikkere/ langere vacht. Maar ook de mentaliteit van de hond speelt een grote rol. Fanatieke of snel opgewonden honden zullen inwendig veel meer warmte opbouwen. 

 

Er is eigenlijk geen exacte temperatuur te geven waarboven het niet verstandig is om met de hond te gaan canitrailen, maar boven de 15 graden, zeker in combinatie met de zon, moet je zeker gaan opletten. 15 graden bewolkt met een lekker windje en wat regen is geen probleem, maar 15 graden in de volle zon uit de wind is voor veel honden al snel te warm! Let dus goed op de omstandigheden. Op het moment dat de T-shirts en korte broeken te voorschijn komen, is het oppassen geblazen!

 

Ook de combinatie warmer weer en hoge luchtvochtigheid is een risico. Bij een luchtvochtigheid vanaf 85% bij een wat warmere temperatuur raden we het af om te gaan canitrailen.

 

Zorgen voor voldoende afkoelingsmogelijkheden is essentieel. De hond koelt vooral door middel van hijgen en zijn voetzolen. Laat de honden bijvoorbeeld met de poten door een bodempje water lopen en voldoende (niet te veel) drinken onderweg. Het compleet onderdompelen c.q. nat maken van honden met een ondervacht raden wij sterk af, omdat dit uiteindelijk een tegenovergesteld effect heeft (broeien).

 

3.3.2 Seizoen

We raden het af om in de zomerperiode (medio mei tot en met augustus) canitrail evenementen te organiseren, omdat de kans groot is dat de temperaturen aan de hoge kant zijn.

 

Het is aan te bevelen om de canitrail afstanden op te bouwen gedurende het trainingsseizoen. Start in september met relatief kortere afstanden (< 15 kilometer) en bouw dit gedurende het trainingsseizoen uit, afhankelijk van het vermogen en de ambities van het team. Probeer de afstanden richting de zomer weer iets af te bouwen.